Het voelt een beetje alsof we een flink aantal dagen verlummeld hebben. Toch hebben we bepaald niet stilgezeten. Diverse apps vertellen me dat we dagelijks de nodige km’s hebben gelopen, en mochten die niet hebben bijgedragen aan dichterbij Spanje komen, dan hebben we dát wel weer opgelost met een treinreis hier en een gezwinde lift daar.

Die treinreis bijvoorbeeld, bracht ons van Murat (bergstadje vanwaar we die top beklommen) naar het hart van Occitanie, de regio die grenst aan de Middellandse Zee en aan Spanje. Via plaatsjes als Aurillac, Bagnac, Figeac en Capdenac reden we richting Toulouse en stapten we uit in Gaillac.



We komen in de leukste stadjes, pittoresk met zo’n zwoele, zuidelijke uitstraling, de gezelligste winkelstraatjes en dito terrassen. En hoewel we van het straatbeeld en de atmosfeer genieten, hebben we ook een reden om door te lopen en het platteland weer op te zoeken. Het is daar gewoon makkelijker om de gastvrijheid voor een slaapplek (onze tent in iemands tuin) te vinden.
Langs een drukke weg staan met rommelend onweer op de achtergrond is met een bange hond heel ingewikkeld (hij lijkt wel heel erg de toon te bepalen zeg!), maar gelukkig was er ook nu weer die ene dame die ons naar het volgende dorpje wilde rijden. Overigens redelijk random door ons op de kaart geprikt.
Terwijl we er, zoekend naar contact, overvallen werden door een plensbui, zagen we net een stel in hun tuin werken. Haar ‘ja’ op ‘mogen we in je tuin slapen’ was weer zo vanzelfsprekend. We kozen een plekje onder een boom, de kraan werd ons gewezen, wil je een koffie, hier kun je straks douchen — heb je verder nog wat nodig?
In de tuin van Corine (kleindochter van een Spaanse die ooit vluchtte naar Frankrijk) en Franco (!) hadden we voor het eerst zonder extra deken een warme nacht.



We waren op weg naar Nederlandse vrienden, die op zo’n 50 minuten rijden daarvandaan woonden. Om het lopen niet helemaal te verleren, omdat de temperatuur heerlijk was en de omgeving wederom wonderschoon, deden we een kleine etappe te voet. Om die vervolgens te besluiten met een picknick in het weiland en een klein dutje.






Als we daarna langs de weg staan, worden we bijna direct meegenomen door Sylvie. Ze herschikt tassen, stapels kleding en een stofzuiger om ruimte voor ons te maken. We kunnen een flink stuk met haar meerijden, dus hebben alle tijd voor vrolijke gesprekken, deels in het Engels. Uiteindelijk neemt ze de moeite om ons via een smalle slingerweg de berg op te rijden waar onze achter afgelegen bestemming is. Heldin.




‘Nog maar’ 250 km, en een dag of 10 te gaan!