Bourgondisch

We vertragen wat, noodgedwongen. Ik wil het graag wijten aan onze viervoeter, naar wiens mening überhaupt nooit gevraagd is, en die op een avond een vleesmatje inslikte. Je weet wel, zo’n inlegkruisje onderin de supermarktverpakking. Door mijn toedoen nota bene. Na bijna 24 uur bezorgdheid en bidden kotste hij het weer uit – zelden was ik zo opgelucht.

De volgende dag had hij een aanvaring met een hond van 2x zijn schofthoogte. Die hond kwam de tuin uit rennen, op mij af, terwijl ik mevrouw alleen wilde vragen om onze waterfles te vullen. Ze was aan het bellen, dus met telefoon in de ene hand en een lange stok in de andere hand probeerde ze gillend haar monstertje onder bedwang te krijgen. Vuk kwam ondertussen míj te hulp. Na een korte kluwe van gegrauw kwam Vuk er met een bloedende rugwond nog goed vanaf.

Maargoed, eerlijk is eerlijk, dat alles lijkt hem niks te deren. Het is vooral dat ík slechter tegen die hitte kan dan ik dacht. Of dat ik gewoonweg niet had verwacht dat het in deze tijd van het jaar al zo bloedverziekend heet kon zijn.

Na 12u ‘s middags moeten we eigenlijk niet meer onderweg zijn. Wachten tot het afkoelt is zinloos, dat valt zo’n beetje samen met de zonsondergang.

We sliepen in het gehucht La Forêt in een grote tuin naast twee koeien en een kalf, goed oplettend dat we onze tent plus opblaasmatjes niet op een distel plaatsten.

De nacht erop vonden we een weiland met heuphoog gras dat we plat maakten. We hadden er de verrukkelijkste maaltijd. Je verbrandt nogal wat, op zo’n dag, dus ongeremd schranzen is geoorloofd: ieder drie gekookte eieren, salade, kaas, brood, paté, nog meer kaas, nog meer paté. En vervolgens niet eens amechtig van het uitbuiken gingen we ons bed in.

De nachten zijn nog fris, dat dan weer wel, dus we zijn blij met onze nieuwe angora-deken (vertel ik later meer over; leuke cliffhanger voor wie Richards mention van ons hennep-zijde-laken met wolvilt al té hilarisch vond).

Het is natuurlijk ook meivakantie, en blijkbaar zijn we beland in een drukbezochte streek. Clamecy, Vezelé, Corbigny – wie kent het niet? Als bijzonder bij-effect van het toerisme ervaren wij dat er minder spontane gastvrijheid is.

Logisch ook; op navraag voor een slaapplek bij de parochie van Corbigny worden we keurig verwezen naar de beschikbare hotels en gîtes in de omgeving.

We hebben ons daarom voor twee nachten op een heuse camping nedergezet, gerund door Nederlanders. Opperste knusheid; met veel bordjes en aanwijzingen en broodjes bij de receptie, en Radio 3 overstemt het geruft en gepruttel in de toiletruimte.

Nadat we 1 mei, Dag van de Arbeid, bij één van de zes meren van de Morvan hebben doorgebracht (we geven Vuk een dagje rust 🤪), krijgen we een lift van een ca 80-jarige man en zijn dochter, die heerlijk ontspannen toeren door het groene, zonovergoten landschap.

Wat? Zijn we NIET bij Lac Pancierre geweest? Speciaal voor ons en voor zijn dochter maakt hij er een omweg voor. Hij laat ons de stuwdam zien en rijdt nog een stuk rondom. Als een ware tourguide vertelt hij allerlei lokale weetjes, en blijkt nog een aardig mondje Duits te praten. De ramen staan open, we drinken de geuren van het bos in — en dat alles bij een vaart van zo’n 40 km per uur.

Vandaag staat de tijd stil.

Proudly powered by WordPress | Theme: Nomad Blog by Crimson Themes.